Lijst
Compilatiecorpus Historisch Nederlands 1.0 (CHN): narratieve teksten 1575-2000: holland_1617_bredero_3
<titel>
Spaanschen Brabander
Inhoudt van t spel
</titel>
Onder de weynich uytsteeckende of geestige Spangjaars en is de Maker van Laserus de Tormes nerghens na de minste maar mijns oordeels een van de meeste te houden want hy seecker en bedecktelijck de ghebreecken zijner Lants-Lieden an wijst en straft Desen ist die wy volghen in zijn eerste boeckje daar hy de hoverdye die haar-lie schijnt ingheboren te zijn leven-dich afbeeldt in sijn kaale Joncker nu also wy geen Spangjert en hadde of om dattet de ghemeene man niet en souw hebben kunnen verstaan Hebben wy dese namen de plaatsen en de tijden en den Spangjaart in een Brabrander verandert om dies-wille-dat dat volckjen daar vry wat nae swijmt Den inhoudt hebben wy na onse ghewoonten in vijven verdeelt
Eerstelijck Jerolimo Rodrigo vertelt sijn overcomste uyt Brabandt zijn oor-saack het verschil van Amsterdam en Antwerpen de verscheydenheden van t Volck en haar zeden en sijn voorighe gróótheyt alles met een verwaande hóóchmoedicheyt Robbeknol een verloopen Bedelaar neemt hy in sijn dienst waar met hy nae zijn ydele gróótsheyt byder straaten gaat brageeren tot endelingh in de mis Drie ouwe Klouwers bewijsen met haar slechte ma-nieren spraack en kleedinghe de oprechte slechtheyt der Amstelredammers en de Tijdt namentlijck de Sterfte over meer dan veertich Jaren
Ten anderen Jerolimo wel gheveeght zijnde ontmoedt ande Vesten by de Mont van den Emstel twee lichte Vrouwen waar by hy den volmaackten Hovelingh speelt Sy meer gheneycht tot sijn gelt als tot sijn schoone woor-den willen dat hy haar sal leyden op de Klieveniers-doelen hy alsoo kouwt van Buydel als heet van Maagh maackt veel blaeuwe en loghenachtighe uyt-vluchten en scheyt na veel stuypens en neyghens eerbiedelijcken sy begecken den wech-gaande en verhalen den oorspronck van haar ontuchtich en onghereghelt leven Den hongherigen Robbeknol tijdt terwijl uyt bede-len het welck hem soo gheluckte dat hy sijn ledighen buyck en sijn eerlijck-hertighe doch arme Meester daar met spijsde en ginghen voort wel versaat zijnde tsamen te ruste
Ten derden Robbeknol verhaalt den loop sijns levens en sijns avontuurs Jerolimo niet byder hant zijnde soeckt vindt en doorsnoffelt sijns Meesters Beurs dien hy rijck van vouwen en arm van penningen bevonden heeft De drie koele Troevers verwijten elck ander haare feylen ondertusschen luyt-men der Steden-klock al waar ter puye werdt ghekundicht en verboden op lijf straffe de Bedellerye en de geraamde ordere over de rechte armen het welck by elck ghepresen maar by Robbeknol en sijns gelijcken beklaagt werdt Een kyve-kater kijft en raast onbescheyelijck doch sy wert besadicht van twee spinsters haar ghebuuren Robbeknol van de noot een deucht makende komt by dese onwetende Wijven de Seven-salmen lesen so kreegh hy de kost Jerolimo vint eenich kleyn gelt waant hem selven de rijckste die daar leefden hy stuurt sijn knecht om spijs en dranck Die ontmoet een Lijck-stacy hóórt eenighe wóórden en lóópt verbaast na huys Doch dat over doet hy sijn bootschap
Int vierde vertelt een Koppelaarster haar leven en haar neeringh Robbeknol gheladen met eet-waren werdt blydelijck ontfangen en tyen daatelijck met gragen lust an tsmullen Jerolimo vertreckt over maaltijdt sijn afkomst en meer andere geckelijcke dinghen ondertusschen komt Gierighe Gerret sijn Huys-heer en Byateris de Uyt-draagster hem maanen na veel belovens gaat den Armen-duyvel deur en leyt een banckje
Int leste deel de Buuren verstaan hebbende sijn vertreck gaven de Maanders en Schult-eyschers sijn Banckerot te kennen daar een gróóte beroerte uyt ontstont over sulcks de Schout Notaris en Ghetuyghen ghehaalt thuys gheopent vonden niet dan een oudt beddetje dat na veel woorden inde Stadts-koocken gebrocht wiert Inder voeghen dat sy allegader even veel ontfonghen en onbetaalt en onvernoeght wech gongen Daar hebjet al seyd het Wijf en sy spooch het hert uyt haar lijf