Lijst

Compilatiecorpus Historisch Nederlands 1.0 (CHN): narratieve teksten 1575-2000: holland_1682_brandt_1

<titel>
Het leven van Joost van den Vondel
</titel>
GElyk de Poëzy wel gebruikt kracht heeft om de deught met vermaak den menschen in te boezemen en den gemoederen een afkeer van snoode stukken in te planten tot het goede door t loven t ontsteeken en van t quaade door t laaken af te schrikken met onsterffelyke eere te kroonen of met een onuitwisbaar smaadtteeken te brandtmerken  zoo is t ook geen wonder dat de Poëten byna by alle volken en t allen tyden in hooghe achting wierden gehouden Ik spreek niet van gemeene Poëten dien naam onwaardig maar van d uitsteekende die den laurier met recht verdienden   En zulke zyn te meer eerwaardig om dat ze zelden gevonden worden Want heel zelden vindt men menschen met bequaamheden voorzien om groote Poëten te worden   naardien onder anderen hier toe ook iet vereischt wordt dat men van zich zelven niet kan hebben naamentlijk een Poëetsche geest ryk van aardige invallen en vaardig om zyn gedachten op maat en voeten gezet gelukkig uit te drukken Op dien Poëetschen geest die door geen arbeidt van anderen te leeren en alleen zommigen ingeschaapen en aangebooren is hadden eenigen der ouden het oogh als ze zeiden Orator fit Poeta nascitur dat is een Redenaar leerdt allengs de welspreekenheit maar een Poëet wordt met de kunst gebooren Dus vindt men onder d allergeleerdtsten op den gantschen aardtboodem die in alle soorten van weetenschappen geoeffent ook het stuk der Poëzye grondig verstaande echter geen Poëten waaren noch konden worden en dat alleen by mangel van dien Poëetschen geest Zoodaanig was in de voorgaande eeuwe de groote Erasmus en in d onze de geleerde Vossius die onder andere schriften een treffelyk Onderwys in t stuk der Poëzye heeft naagelaaten zonder nochtans zich naar zyn eigen lessen by gebrek van geest en natuurlyke bequaamheit te konnen schikken Doch die zulk een geest heeft is hierom noch geen Poëet ten zy dat hy die door hulp van kunst en leering laate breidelen en leiden   Dan is er geleerdtheit kennis en oeffening in allerley wetenschap en wysheit van nooden om alle stoffen en zaaken dies te grondiger en te krachtiger t ontvouwen Met hoe groote geleerdtheit Homeer was voorzien blykt uit den inhoudt zyner werken die een bron van alle weetenschappen en welspreekenheit met recht genoemt worden Ook verhaalt men van Euripides den treurspeldichter dat hy zich van Anaxagoras liet onderwyzen in de Natuurkunde van Prodikus Ceus in de Redeneerkunst en van Sokrates in de leere der zeden P Virgilius Maro was in de Latynsche en Grieksche taalkunde en alle edele wetenschappen en kunsten inzonderheit in artsenye en wiskunst van kindtsbeen opgetrokken Q Horatius Flakkus hadt zich in zyn jongkheit te Rome in allerhande geleerdtheit en sedert t Atheene in de Filosofye geoeffent t welk hier slechts aangeroert zy om te toonen dat Poëten die van oudts tot groote vermaardtheit zyn opgeklommen de kunst door hunne geleerdtheit hebben geleidt voltooit en opgezet Maar boven dit alles behoeft die Poëetsche geest en noodige geleerdtheit    ook ruimte van ledigen tydt en dat men zich in staat vinde van by zich zelven te kunnen bestaan op dat men zich geheel aan de dichtkunst overgevende gerust en met lust deeze oeffening geduurig voortzette Want de kunst vereischt een geheel man Ook hadde de Geloofsverzaaker Julianus dat schrander vernuft hier t oogh op als hy zeide dat om een Poëet te worden drie dingen noodig waaren een Poëetsche geest liefde tot Filosofye en leedigheit De natuur dan baardt den Dichter de kunst en t onderwys voeden hem op en niemant komt tot volmaaktheit dan die de natuur te baat hebbende ook de natuur door t onderwys der kunst de handt biedt en al zyn tydt kan besteeden om zonder ophouden te vorderen
T is dan niet vremdt dat het getal der groote Dichteren ten allen tyden kleen was Want gelyk weinigen de natuurlyke gaave en geest der Poëzye ontfingen zoo vondt men noch minder dien al hadden ze al eenigen geest den arbeidt lustte om naar geleerdtheit van taalen en zaaken met ernst te staan Ook zyn somwyl honderden van jaaren verloopen zonder dat onder groote volken een groot Poëet te voorschyn quam    Zoo dat iemant niet zonder reden zeide datze zoo zelden verscheenen als de komeeten Maar hoe men ze minder vondt hoe hunne waarde grooter is
Dat ons vaderlandt in die schaarsheit van Poëten en in deeze eeuwe niet teenemaal in dit geluk werdt misdeelt betuigen de dichtkunstige werken van verscheide doorluchtige mannen die by onzen tydt leefden met naamen om van geen levenden en alleen van d alleruitsteekentsten te spreeken    de Drossaardt Hooft en Van den Vondel de leste wel buiten Hollandt gebooren maar met Hollandtsche melk opgevoedt en door geduurige inwooning een Hollander en Amsterdammer geworden    Die twee groote mannen waaren elkanderen in eene zaake ongelyk Hooft voegde van jongs aan d oeffening der taalen en geleerdtheit by zynen Poëetschen geest en braght zulke hoogdravende dichten voort dat men van hem schreef    dat hy door de wolken wandelde en de starren genaakte    maar Vondel hadt in t eerst niet dan eenigen geest wiens drift hem dreef maar lang in t wilde tot dat hy tot meer jaaren gekoomen    met onvermoeiden vlyt door die zwaarigheit zoo veel hem moogelyk was heenen brak en noch voor zyn doodt beleefde dat alle de Nederduitsche Dichters zyner eeuwe immers weinige uitgezondert van zelven voor hem weeken zoo dat de roem zyner gedichten nu klinkt in alle Duitsche gewesten daar hy verstaan wordt
Dees vermaardtheit en waarde des mans heeft my naa zyn doodt meenighmaal aangeprikkelt om zyn leven kortelyk te beschryven te meer naardien er verscheide dingen van hem gedaan of hem bejegent tot myne kennis zoo uit hem zelven als uit anderen zyn gekomen die weetenswaardig zyn Daar noch bykomt de liefde tot de dichtkunst om in dit Leven het volkoomen voorbeeldt eener welbeleide naarstigheit voor te stellen tot een spoore voor alle aankoomelingen die van hunnen geest tot de dichtkunst gedreven geen beter Leidtsman kan voorkoomen dien ze te volgen hebben op dat ze t ooghmerk van hunnen toelegh mooghen bereiken Met dit ooghmerk dan zal ik dit werk ter handt neemen met bede dat de Leezer ten goede houde dat men den doorluchtigen Poëet die zoo veel gedaan heeft om de Nederduitsche taal en styl van schryven te zuiveren en te schaaven met geen beter penne en hooger styl beschryve t is in yders maght niet den hooghsten toon te volgen ook moet er onderscheidt blyven tusschen dicht en prose en een eenvoudig verhaal als dit heeft geen Poëetsch cieraadt van nooden In dit verhaal zal ik d ordre des tydts meest volgen en de nieuwsgierigen met geen langer inleiding ophouden
JOOST VAN DEN VONDEL dan die door zijn Nederlandtsche dichten meest al de Dichters zyner eeuwe te boven ging en alleen met den Drossaard Hooft om den laurier streedt hadt  een vader van den zelven naam schrander van geest een Hoedtstoffeerder t Antwerpen daar hy gebooren was en woonde Zyn toenaam VONDEL beteekent in Brabantsche taale een kleen brugsken t welk de Hollanders een vlunder noemen en van rys of tienen gevlochten gebruikt wordt om de slooten en naauwe vaarten te vloeren en tot overgang te dienen
Zyn moederlyk grootvader Peter Kranen ook een Antwerpenaar werdt in zynen tydt onder de Brabantsche Poëten getelt die naar de wyze van Cornelis van Ghistele en van Jan Baptista Houwaart de Rhetorica gelyk men toen de dichtkunst noemde hanteerende onder dat slagh van Rymers in achtinge was zoo dat de Drossaardt Hooft tot Vondel plagh te zeggen dat gy een Rymer zyt hebt gy van uwen grootvader Kranen Dees was met zyn echtgenoot ten tyde der felle vervolginge ter oorzaake van de Reformatie toen men de plakkaaten smeedde en in de Nederlanden te werk stelde daar men van zeide datze meer met bloedt dan met inkt waaren geschreven het gevoelen van de weerlooste der Gereformeerden    de Doopsgezinden toegedaan zich houdende aan hunne vergaderingen toen t halzen kostte    Maar t werdt haast overgedraagen en zyne huisvrou op t uiterste zwanger door den Markgraaf van Antwerpen gevangen Hy ontsprongh t ter naauwer noodt achter uit het huis Zyn vrou op den Steen de stadts kerker gebraght kreegh van ontsteltenisse den arbeidt op den hals Doch haar werdt op t aanloopen en onder borghtoght van eenen Hans Michiels haaren neeve    toegelaaten naar huis te gaan daar ze baarde en haar kraam uithieldt Toen most die borg die zyn hals voor haar te pandt hadt gestelt    haar weêr op den Steen leveren Als zy daar bitterlyk schreyende zoude intreeden troostte haar Hans Michiels met deeze woorden Nicht ik breng u met deeze handt wel op den Steen maar ik beloof er u met d andere weêr af te brengen    Maar sedert uit den Markgrave verstaande datze ten vuure was verweezen en met zekeren Leeraar zou sterven vondt hy zich in duiterste verlegenheit    badt om uitstel en vraagde Of men een haarer kinderen van een Priester Katholykelyk laatende doopen haar niet zou konnen redden t antwoordt was Misschien ja Op welke hoope men in der yl een der kinderen met den vader naar Keulen gevlucht een dochter naar Antwerpen ontboodt daar men t kindt naar de gewoonte der Roomsche kerke doopte waar op de verweeze moeder door veel voorloopens en voorspreekens ten leste onder belofte van Katholyk te zullen leven werdt losgelaaten Zy begaf zich sedert naar Keulen by haar man en kinderen daar ze t vervolgh ontschuilden    en de dochter die om haar moeder te redden door een Priester gedoopt was Sara Kranen genaamt werdt namaals de moeder van Vondel onzen Dichter Want Joost van den Vondel de Hoedtstoffeerder boven gemeldt die ook de Doopsgezinden yvrig aanhing week desgelyks om t vervolgh naar Keulen daar hy met die dochter huwbaar geworden daarna in den echt tradt en by haar verscheide kinders teelde
Uit dit paar is Van den Vondel te Keulen in de straat genaamt de Wysgas daar de viool uithing gebooren in die oude vermaarde Rynstadt zoo genoemt naar t woordt Colonia of volkplanting een plante der Roomsche moogenheit die ook oulinx naar M Agrippa Augustus schoonzoon en Agrippina dochter van Germanicus en gemaalin van Keiser Claudius haar eerste stichters Agrippina werdt geheeten Ook erkende onze Dichter Keulen doorgaans voor zyn geboortestadt haaren lof in verscheide dichten met groote zucht ten top verheffende op het spoor der aaloude Grieksche en Latynsche Poëten die hunne geboorteplaatzen met dankbaare gedichten vereerden In zynen Olyftak aan den Zweedtschen Heldt Gustaaf Adolf smeekt hy dien Koning dat hy Keulen zyn geboortestadt verschoone Men leest er deeze woorden

Een heimelyke trek
Verleit het hart naar myn geboortstadt Keulen
Daar heb ik eerst om hoonigh uitgevlogen
Ontrent den blonden Ryn
Beplant met Rynschen wyn
En als een bie violendau gezogen
Uit dit geboortzogh wort myn zorg gebooren
 Nu t Zweedsche vaandel vlieght
Daar ik ben opgewieght

Hier toe diende ook d opdraght van Sinte Ursuls of der Maaghden Treurspel aan Agrippine die hy onder anderen dus aanspreekt

D inboorling is in zyne wiegh gehouden
En bakermat Hoe kan ik dit voorby
Al wordt de melk der moeder niet vergouden
Van t kindt dit strekt ten allerminste my
Een kleen bewys van myn genegentheden
En groote zucht tot myn geboorteplaats
Daar ik nu styf een halleve eeuw geleden
Eerst ryzen zagh den glans des dageraats
Wy volgen dus de leidstar der aalouden
Wy volgen in hun schaduw slechts van veer
De Grieken die hun boortesteden bouden
Zoo lang voor ons met onnaevolgbaare eer

De doorluchtighste der Duitsche Poëten kreeg dan zulk een treffelyke stadt tot geboorteplaats zoo dat hy zich haarer noch zy zich zyns niet behoefde te schaamen Zulk een Inboorling voortgebraght te hebben gaf de stadt die het te vooren aan geen glans van eere ontbrak noch grooter luister Gelyk Chios en andere steden tot zeven toe moedig waaren op Homeer en onderling krakkeelden om elk zich zelve zyn geboorterecht toe te eigenen Gelyk Athenen op haaren Euripides en Sophokles Thebe op Pindarus Mantua op Maro Sulmo op Naso Venusie op Horatius Aquina op Juvenalis Alexandrye op Claudianus stofte zoo magh Keulen roemen op Vondel haaren ingebooren die d oudtste en beste Dichters met wyde schreden volgende eenigen zoo na quam dat hy ze als op de hielen tradt en anderen voorby liep
Het jaar zyner geboorte geeft hy zelf te kennen in d Opdraght van Maria Stuarts treurspel zeggende dat hy zyn geboortejaar by Mariaas moordtjaar gedacht Hy meent het jaar van MDLXXXVII waar in die Koningin met de byl werdt onthooft Zyn geboortedagh viel op den zeventienden van November of Slaghtmaandt een dagh die de Roomsche kerk den Bisschop Gregorius Thaumaturgus heeft toegeheilight Hierom noemt hy in zeekeren   Geboortezangh Thaumaturgus zynen Geboorteheiligh en zeght dat zyn Jaargety op dat feest komt
Als Slachtmaandt meer dan half voorby
Den zonring sluit op zyn verjaaren
Op den dagh dan van dien Thaumaturgus dat is Wonderwerker quam dit groote Wonder der Dichteren die sedert door zyn volmaakte werken in de schranderste vernuften zyner eeuwe de hooghste verwondering baarde ter werelt
Zyne eerste kindtsheit daar niet van te zeggen valt braght hy te Keulen over tot dat zyn vader geraaden vondt zich naar Hollandt te begeeven daar de vryheit geduurende den oorlogh tegens Spanje het hooft opstak en de Doopsgezinden nevens andere Gereformeerde Christenen hunnen godtsdienst naar hun gemoedt en zonder omzien moghten beleven Dien raadt volgende toogh hy met zyn vrouwe en kinderen eerst naar Frankfoort van daar met de waagen op Breemen en voorts op Hollandt zich onderweegen armelyk behelpende maakende een wiegh tusschen eenige stokken de luyeren droogende op den waaghen met tekenen van zoodanige ingetoogenheit en zeedigheit dat de Voerman dit eenvoudigh paar voerende tegens iemant zeide t is eveneens als of ik met Joseph en Maria over wegh reize    In Hollandt gekoomen sloegh hy zich met zyn gezin eerst tUitrecht en korts daarna tAmsterdam t welk toen door de zeevaart en koophandel bloeide ter neder daar hy zich met koopmanschap van koussen eerlyk en met goede winst geneerde t welk daar uit blykt dat een zyner zoonen Willem van den Vondel daarna middel vondt zich in taalen en weetenschappen met naame in de Rechten en dichtkunste t oeffenen ook naar Italië te reizen om doverblyfsels van t neêrgestorte gevaart der Roomsche hooghmoogentheit taanschouwen Maar onze Vondel die de stof is van dit verhaal scheen dat jammer was slechts tot neering opgebraght leerende niet dan leezen en schryven en lagh ten dien einde eenigen tydt tUitrecht ter schoole
Noch zeer jong raakte hy al aan t rymen en toonde zynen aangebooren trek tot de dichtkunst maar t hadt noch in lang geen klem Hier was wel geest van poëzye maar t geen dien geest most leiden en aanqueeken ontbrak hem kennis van taalen om doude Latynsche en Grieksche Poëten te leezen en hoonig uit dien tym te zuigen en allerlei geleerdtheit die deeze kunst zelf in de schranderste geesten nooit kon ontbeeren Hy hadt dan anders geen behulp dan t geen in Duitsch wordt geleezen Zyn eerste rymen waaren plat en zenuwloos zich zelven dikwils ongelyk somwyl voortrollende zomwyl hortende en stootende somwyl zwetsende met woorden van anderhalven voet lang die luidt schreeuwden en weinig zeiden Maar van dat slagh is weinigh overgebleven Die munt zette zich zelve af en was niet langer ganghbaar dan tot dat de Liefhebbers zaagen dat ze geen toets hieldt Maar niet tegenstaande d onvolmaaktheit zyner kindtsche rymen zagh men hier en daar noch slaagen en aardigheden die uit dat teder zaadt met der tydt een ryken oeghst beloofden zoo dat zyn naam noch maar dertien jaaren oudt in zekeren brief te dier tydt    in t jaar MDC    van den Heere PC Hooft uit Florensen aan de Kamer in Liefde bloeyende dat vermaarde kunstgenootschap tAmsterdam in dicht geschreven met deezen lof nevens andere fraaye geesten wierdt gespelt

Men vindt tot Amsterdam die met hoogh gedicht
Den duistren wegh tot lof en waare deught verlicht
En Kampen die met kunst t gemeen beloop der dingen
Het nut der deught en t quaadt der ondeught weet te zingen
En Koster VONDELEN Breeroô en Victoryn
Die nu al toonen watz hier namaals zullen zyn

Onder de rymen zyner jongkheit die noch in handen zyn leest men zyn treurdicht over den moordt van Henrik den Grooten Koningk van Vrankryk daar wel meer geest in speelt dan in de voorgaande maar men ziet er met eenen als men t met laater werken vergelykt dat er noch veel aan ontbrak
In dat zelve jaar het drie-entwintighste zyns ouderdoms verbondt hy* zich t Amsterdam in echt met Maria de Wolf dochter van Hans de Wolf een Keulenaar van Brabantsche afkomst koopman in passementen en linten van goede gelegentheit Met deeze vrouwe een kloeke en verstandige huishoudtster    nam hy de kousneering by der handt maar zyn gedachten liepen op wat anders op het dichten zoo dat hy t koopen en verkoopen op zyn ega liet staan en zy hem zyn drift volgen Hy begaf zich dan tot d oeffening der Poëzye die aanlokkende kunst met grooten yver en dichtte eerlang het    tooneelspel van t PASCHA t welk in den jaare   MDCXII aan den dagh quam beter van rym van taale en van gedachten dan zyn voorige dichten    Dit werdt in de Brabantsche Kamer die de zinspreuk voerde van Uit levender jonst opentlyk voor den volke gespeelt
T Amsterdam waaren verscheide oeffenkamers der dichtkunste    Twee Brabantsche met de Brabanders naa t overgaan van Antwerpen overgekomen deene de Lavendelbloem genoemt met haar spreuke alreede gemeldt dandere het Vygeboomken schryvende tot een zinspreuk Het zoet vergaaren en houdende haar vergaderplaats in de Nes Maar de vermaardtste kunstschool was d Oude Kamer bekent door de spreuk In Liefde bloeyende en t gekruist Kristbeelt met den Eglentier onder de doornen haar blazoen die zeer oudt en door Keizer Karel den vyfden bevestight    van de treffelyksten der stadt en de grootste verstanden werdt gehanteert en gehandthaaft   Maar sedert boude Dr Samuel Koster een bekent Poëet die indien hy zyn geestige invallen hadt willen bearbeiden de grootste dichters hadt naar de kroon gesteeken    de Nederduitsche Akademie op de Keisersgracht ter plaatze daar nu de Schouburgh staat Hier liet hy treur- en blyspeelen vertoonen redeneringen uitspreeken de muzyk en andere loffelyke kunsten oeffenen De kosten holpen zommige liefhebbers der poëzye dragen dien men door een bode liet aanzeggen wat en wanneer men speelen zou en als ze dan hunnen zilveren penning hun daar toe gegeven overleverden werden ze ingelaaten en nevens hun gezelschap met zitplaatzen geryft Met deeze Akademie die een Biekorf met het woordt Yver tot haar blazoen voerde werdt dOude Kamer naamaals vereenight en zy voegden haare zinspreuken by een schryvende Door yver in liefde bloeyende en de twee Brabantsche Kamers gingen by verloop van tydt en door t bloejen der Akademie te niet Daarna verkocht Dr Koster zich door de kosten die hier op liepen te veel bezwaart vindende het gebouw aan de Regenten van t Wees- en t Oudemannenhuis voor een somme geldts daar t Weeshuis twee derdedeelen en t Oudemannenhuis een derdedeel in betaalde   Deese wierpen t oude gebou om ver en bouden op de zelve plaats den Schouburgh daar ze onder t beleidt van eenige liefhebbers der kunste jaarlyks by hen verkooren en Hoofden des Schouburghs genoemt tweemaal ter week Tooneelspeelen lieten vertoonen niet zonder groot voordeel door den grooten toeloop des volks te trekken tot nut van beiderzydts armen Dit is de Schouburgh waar op in volgende tyden de hooghdravende Treurspeelen van onzen Dichter ten tooneele zyn gevoert Maar deeze uitweiding heeft my buiten t bestek van den tydt afgeleidt daar ik te rugh keere
Niet lang naa t uitgeven van t Pascha in den jaare   MDCXIII schreef hy zyn eersten    Lofzang over de Scheepsvaart der vereenigde Nederlanden t welk zyn voorigh dicht merkelyk overtrof Doch nu door ondervinding merkende wat hem aan de kennis der taalen gelegen was om in de kunst te vorderen pooghde hy dat gebrek te boeten Het voorbeelt van Koornhart en anderen die in hunnen ouderdom taalen leerden en zyn liefde tot de kunst maakte hem gaande zoo dat hy zich dien moejelyken arbeidt getroostte    Eerst liet hy zich door een Engelsman de beginsels van t Latyn leeren Daarna ging hy ten huize van eenen Abbama een Vries Leermeester in de Latynsche schoole aan d oude zyde die hem ziende zynen grooten yver vlytig en gaarne onderwees Hy rustte niet voor dat hy de taal taamelyk verstondt en door gestaadige oeffening meer en meer vorderende begost met der tydt de Latynsche Poëten te leezen te verstaan en op de geestige en krachtige uitdrukkingen van hunne edele gedachten en ryke vonden lettende die by zich zelven t overweegen Tot dien einde zyn verstandt en tydt met groote naarstigheit bestedende quam er in lang geen dicht van hem te voorschyn tot dat hy in den jaar   MDCXVII de Waarande der Dieren met uitleggingen over de kunstplaaten van Markus Geeraardts leerzaame Fabelen begrypende in t licht gaf    en drie jaaren daarna Godts Helden of hunne beschryving en het Treurspel van Jerusalems verwoestinge ook de Heerlykheit van Salomon uit het Fransch van den Heere van Bartas want hy hadt zich ook in de kennisse van die taale geoeffent voorts den Gulden Winkel genoegh bekent en meer dan eens gedrukt dan dit leste meen ik quam vroeger te voorschyn In deeze schriften zagh men meer gelykheit van styl en grooter verhevenheit van gedachten dan voorheenen in zyne rymen inzonderheit in het treurspel van Jerusalem Nochtans heeft hy ze tot naarder kennis gekoomen alle t een zoo wel als t ander uitgezeit het verwoeste Jerusalem met eenen streek doorgehaalt en niets daar van voor zyn werk willen erkennen noch onder de dichten der volgende tyden plaats gunnen
Ontrent deezen tydt en wat laater    werdt hy ter neêrgeworpen van een langduurige quynende ziekte die hem zeer verzwakte zyne geesten afmatte en om de doodt deede wenschen Van zommigen werdt verhaalt dat hy veele jaaren ging quynen met verscheide quaalen beladen zoo dat men hieldt dat hy de teering hadt dat zyn borst zeer bezet was en d overtollige vochtigheden en zinkingen hem daaghelyks quelden maar dat het in t veertighste jaar zyns ouderdoms begost te beteren en dat hy sedert zyn vyftighste jaar geheel gezondt was Van de gemelde lange ziekte in den jaare   MDCXXI wat bekoomende viel hy weêr aan t dichten en men zagh hem    in de Dichtkunst van jaar tot jaar zoo merkelyk toeneemen dat hy zich zelven in t kort by vergelyking van zyn voorige rymen niet meer geleek Daar veel toe holp zyn geduurige ommegangk met den Drossaardt Hooft den Ridder Laurens Reaal en andere Dichters en kenners der kunste    die t zaamen een letterkunstige vergadering hielden daar ook de Heer Antonis de Hubert Rechtsgeleerde Oudt Raadt en Scheepen der stadt Zierikzee door de Psalmen by hem in Neêrduitsch dicht vertaalt genoegh bekent verscheen Hier werdt gehandelt van d eigenschappen der moederlyke taale Men stelde verscheide regels daar men zich in t dichten naar hadde te schikken ontrent het stuk der taalschikkinge de t saamenvoeging der woorden en naamen het onderscheidt der geslachten buiging der gevallen en spelling van yder woordt Daar men eenig bericht van vindt in de Waarschouwinge gestelt voor de Psalmen van den gemelden Hubert Doch deeze taalschikking is sedert merkelyk verbetert en door den Drossaardt en Vondel tot genoeghsaame volkoomenheit gebraght gelyk men in hunne laatere dichten en schriften kan bespeuren en waarneemen
Op dien beraamden voet vertaalde Vondel met hulpe van den Drost en Reaal omtrent het jaar MDCXXV    de Troas of Troades van Seneka die men met den tytel van Koninginne der treurspeelen vereerde waar toe zy met hun driën ten huize van Roemer Visscher den Hollandtschen Martiaal en voedtstervader der wetenschappen daagelyks by een quamen   Uit die vertaalinge in prose braght Vondel dat treurspel in dicht en gaf het sedert aan den dagh onder den naam van Amsterdamsche Hekuba bekennende in dopdraght dat verscheide vaders vaderlyk recht aan dat kindt hadden voorts zeggende dat men die Hekuba vry moght bezien en doorzien dat ze niet alleen gebooren maar ook herbooren was zoo datze met recht twee- of drieboortige moght heeten In het dicht van dat Treurspel daar Vondel geen helpers toe hadt gelyk tot de vertaaling hoewel de vertaaling zelf daar hy zyn deel in hadt hem tot hulp verstrekte zaagen nu de kunstkenners een majesteit van taale en hooghdravenheit die heerlyk was en het Latyn op den voet volghde Maar ontrent de zelve tydt vondt hy stof om zich zelven en zynen voortgangk in de dichtkunst naader te vertoonen niet alleen door    zyne Begroetenis aan zyne Vorstelyke Doorluchtigheit Fredrik Henrik Prins van Oranje op d intreê vanzyn Stadthouderschappen en Veldtheerschap naa t overlyden van zynen broeder Prins Maurits een voortreffelyk gedicht maar ook door t maaken van een byzonder Treurspel Doch t geen hier gelegentheit toe gaf dient van wat hooger opgehaalt
Hy hadde in t stuk van Godtsdienst de leere der Doopsgezinden volgens t onderwys zyner ouderen aangenoomen en zich onder zoo veele smaldeelen der verdeeltheden in de gemeente der Waterlanderen begeven en het Diakenschap onder hen bedient Maar toen de geschillen tusschen de Remonstranten en Contraremonstranten op het hooghst waaren geloopen en deerste veroordeelt waaren hunne Predikanten afgezet uitgezeit gebannen en inkoomende ter eeuwiger gevangkenisse verweezen    koos hy donderleggende zijde en het ongelyk dat men den Remonstranten zyns oordeels deede ontstak in hem een grooten yver om hunne zaak te verdeedigen zoo dat zyn pen nergens veerdiger noch gereeder was dan daar hy hun dienst kon doen of meende te doen Dit gaf elk oorzaak te zeggen dat hy geheel Remonstrants was geworden hoewel hy nooit avondtmaal met hun hieldt en hier op slaat het geen hy in zynen Toetsteen zeit

Myn jongkheit bondt door errefleer
Zich aan een Sekte en geene meer

Zyn genegentheit tot de Remonstranten was oorzaak van dat aardigh gedicht    op de Hollandtsche Transformatie dat in yders handen is Ook toonde hy groote zucht tot de Heeren die in de veranderinge van t jaar MDCXVIII hadden geleden met naamen den onthoofden Advokaat die te deezer tydt stof werdt voor zyne pen en dat op t aanraaden zoo hy plagh te verhaalen van iemant daar men t nooit van zou vermoeden
De Heer Albert Koenraadts Burgh Scheepen en Raadt der stadt Amsterdam in den jaare van achtien op het verzoek van een Regeerder die toen voor werveldraayer van t hek ging door Prins Maurits in de regeeringe gezet hadt of kreegh in t kort andere inzichten dan zyne voorderaars en begunstigde d onderleggende party Dees een liefhebber der Poëzye met Vondel van den Advokaat in gesprek geraakt zeide koutsgewys Maak er een Treurspel van Vondel antwoordde t is noch geen tydt D ander daar op Maak het op een anderen naam Hier mede van een gescheiden begost de Poëet op dat voorstel te denken de stof by zich zelven t overleggen en naar eenige geschiedenis der oudtheit te zoeken onder welker schorsse hy t nieuwe treurspel moght verbergen Eindelyk quam hem de Grieksche Palamedes te vooren daar men van schryft dat hy onder deksel van het oogh naar den vyandt gewendt en geldt genooten te hebben by het gemeene volk in haat wierdt gebraght en door Agamemnon en Ulysses tot onvergoedbaare schaade van geheel Grieken gedoodt   Dees geschiedenis van doude Poëten met hunne verzierselen vermenght geviel hem en hy gaf zich aan t werk met opzet om t by zich zelven te houden tot dat de tyden t uitgeven zouden gehengen Al zyn gedachten en verstandt inspannende viel hy aan t ontwerpen ordineeren en schikken der stoffe mengende het nieu onder t oudt en t waar met onwaar op dat hy zich niet te bloot gave en onder de bewimpelingen der Grieksche geschiedenisse verzierde byvoeghzels en cieraaden moght schuilen Terwyl hy met vlyt aan dit werk arbeidde ging Prins Maurits van Oranje die ook een persoonaadje in t Treurspel zou zyn quynen en t gedenkt my den Poëet in t achtentachtentighste jaar zyns ouderdoms te hebben hooren verhaalen hoe zyn vrou op een morgen geduurende zyne beezigheit met Palamedes aan de trap die naar zyn kamer ging quam roepen Man de Prins leit en sterft want die tyding quam toen uit den Haaghe en dat hy haar tot antwoordt toeriep Laat hem sterven Ik belui hem vast Des Prinsen doodt hier op volgende ging hy te yveriger met zyn werk voort en braght het ten einde en onder de pers
T quam ontrent den Herfst of in t begin van November in t licht tot veeler verwondering die wel haast merkten wat zyn ooghmerk en zin was   Die zich de kunst verstonden verhieven t ten hemel toe en preezen de zuiverheit der taale en hooghdravende vloejentheit tot noch toe van niemant der Nederduitsche Dichteren zoo wel uitgevonden Maar zy stonden verbaast als ze den tytel en tytelprint zaagen en het treurspel laazen Want op den tytel van PALAMEDES of vermoorde onnoozelheit volgde een print daar een oudt man van een achtbaar en deftig gelaat zweemende naar den Advocaat in een diereperk stondt beslooten en van Themis Godinne der Rechtvaardigheit werdt gelauriert In t werk zelf zaagen ze den man die noch van veelen voor een Landtverrader en van anderen voor een Vader des vaderlants en Martelaar van Staat en Godtsdienst werdt gehouden met zoo veel levende verwen en hooghsels en diepsels van kunst afgemaalt dat ze hem en zyn onschuldt als met handen meenden te kunnen tasten Zy verstonden dat er veelen die toen de hooghste maght van t landt en t meeste bewindt van zaaken hadden op hun zeer wierden getast inzonderheit de Contraremonstranten of de kerk die toen boven dreef Vooral dacht het hun vremdt dat hy zynen naam onbewimpelt op den tytel dorst stellen Dan t lot was gewaaght de steen geworpen en t geen niet alleen geschreven maar ook door den druk gemeen was gemaakt kon niet uitgewischt worden noch de Dichter zyn werk loochenen Hy most dan wachten wat er van quam
Het leedt ook niet lang of het boek werdt opgehaalt en hy aangeklaaght   Hy plagh te verhaalen dat men hem meende naar den Haagh te doen voeren en daar te recht te stellen t welk om zyn hals zyns bedunkens gewedt waar dat de Heer Adriaan Paauw Pensionaris der stadt Amsterdam zoon van den Burgermeester Reinier Paauw die als Rechter over den Advocaat hadt gezeeten met de Heeren Burgermeesteren en Scheepenen hier van sprak en sterk aanhieldt dat men hem den Fiscaal zou laaten volgen   Doch t werdt geweigert en dat meest door de hartigheit van den Burgermeester Diedrik Bas op de voorspraake van den Heer Herman van der Pol voor deezen Scheepen en Raadt der stadt maar in den jaare MDCXVIII nevens andere Heeren afgezet die Vondels vriendt was en by verscheide Regeerders veel vermoght Ook verhaalt men dat de Heer Andries Bikker toen Scheepen op t aanhouden van den Pensionaris Paauw zeide Als men onze burgers naar den Haagh zal voeren wat hebben wy dan hier te doen t gemeene zeggen is dat eenige Heeren toen dat onweêr uit den Haage t Amsterdam opquam den Dichter in t heimelyk rieden terstondt zyn burgerschap te koopen op dat de Heeren Scheepenen uit dien hoofde zyn vervoering naar den Haage moghten weigeren maar ik weet uit zyn eigen mondt dat daar niet aan is en dat hy toen noch daarna nooit burgerschap heeft gekocht zoo dat de Heeren dit slechts voorgaven om t aanhouden der anderen af te wyzen Terwyl dit stuk noch hing en eer men wist of de Wethouders dat weghvoeren zouden inwilligen of afslaan vondt Vondel zich in de klem van zulk een schrik weetende wie hy voor hadde dat hy t huis niet dorst houden   Hy begaf zich heimelyk ten huize van Hans de Wolf broeder zyner huisvrouwe en met zyne zuster Klementia van den Vondel getrouwt maar deze vrienden wilden zich met zyne zaake niet bemoeyen hem begraauwende over zyn schryfzucht Zy verstonden dat hy zyn huis behoorde voor te staan op zyn neering te passen en al dat schryven en wryven dat hem in gevaar braght te staaken Hy zeide Ik zal dat volk de waarheit noch scherper zeggen en schreef daar ten huize noch steekende heekeldichten die hy echter op zyn zusters aanhouden in t vuur smeet t welk hem namaals roude Daarna ging hy vreezende datmen hem by zyn zwager en zuster eerst moght zoeken en hunne bestraffing moede ten huize van Laurens Joosten Baake lyfherberging zoeken Dees ontfing bergde en bezorgde hem gaarne Ook was zyn huis zoo wel als dat van Roemer Visscher een Parnas van wetenschappen daar men de fraaiste geesten onthaalde en de loffelykste kunsten koesterde Inzonderheit waaren zyne zonen en dochters verslingert op de dichtkunst met naame Jakob en Justus die een zuster van des Drossaardt Hoofts overledene huisvrou ten huwlyk hadt t welk te meer vriendtschap en vertrouwen baarde Die weldaadt en dat schuilen was hy naamaals in een Dankdicht aan Jacob Baake gedachtig daar hy zich dus liet hooren

Toen ik vervloekte waarheit sprak
Verstrekte my uw vaders dak
Een toevlucht als zelfs maagen weeken
En deisden morrende en verstoort
En weigerden ter noodt een woordt
Voor myn onnoozelheit te spreeken

Drie of vier daagen geschoolen en van goeder handt verstaan hebbende dat men t vervoeren naar den Haag hadt afgeslaagen quam hy weêr te voorschyn  Sedert werdt zyn zaak op des Schouts rol getrokken en voor twee Scheepenen bepleit en t geluk wilde dat de Heer Albert Koenraadt Burg zyn aanraader tot het dichten van dat treurspel een der twee Scheepenen en hem derhalven niet ongunstig was d ander was Scheepen Ernst Roeters die de zaaken heel anders begreep Hy werdt in dit pleit door dAdvokaaten Luit en Kats en den Pleitbezorger Bouman gedient die van zynent weege beweerden dat men het treurspel most neemen voor een Grieksche Historie en dat hy de stof hadt bekleedt en gestoffeert met byvoeghselen omstandigheden en cieraaden naar de vryheit der Poezye en tooneelwetten dat men den inhoudt most verstaan niet naar t geen er d een of d ander uit zoogh en als met nyptangen uit trok maar naar de verklaaring des Dichters dewyl elk een uitlegger was van zyne eige woorden De Heeren Burgh en Roeters het pleit gehoort hebbende waaren van geen een verstandt    braghten de zaak voor t volle getal van Scheepenen daar Burg als d oudtste verhaalde hoe hun de zaak op des Schouts rol was voorgekoomen Dat het Poëten werk was en dat men het Treurspel wel een anderen zin kon geven dan veelen deeden Onder de Scheepenen waaren de meeningen niet eenerlei maar de Schout Heer Jan ten Grootenhuis viel zacht den Dichter in zyne beschuldiginge alleen te last leggende dat hy in het Treurspel dingen hadde gesprooken die hy behoorde te zwygen Ook neigde het meerendeel van Scheepenen tot zachtheit maar zeeker Heer nam dit werk zoo hoogh op dat hy hoorende uit het onderling gesprek hoe verscheide Heeren gezint waaren den Dichter in een geldtboete te verwyzen op zyn beurt van stemmen zeide Moght ik met het reght begaan van Vondel zou t niet meer doen   By de meeste stemmen nochtans werdt geoordeelt dat hy driehondert guldens tot boete zou betaalen t geen hy gewillig deede
Dit was oordeelden veelen met een vossenstaart gegeesselt en diende alleen om t boek te meer bekent en de menschen te nieuwsgieriger te maaken t is ook zeeker dat er geen beter middel is om boeken te doen begeeren en leezen dan dat men ze verbiede ophaale of verbrande en de schryvers straffe want dat verwekt veel geruchts en veelen die anders op zulke schriften nooit gedacht hadden willen ze zien Dit is t rechte zout dat zulke spys smaaklyk maakt Ook heeft men doorgaans gezien dat boeken op hooge boete verbooden als men ze met gevaar bequam met overgrooten lust zyn geleezen en in vergeetelheit geraakt als men ze vryelyk moght hebben D eerste druk van Palamedes voor een gedeelte opgehaalt werdt binnen weinig daaghen uitverkocht en men zagh een week of twee daarna een nieuwen druk met een kleener letter daar wel haast een derde op volghde Jaa men houdt dat dit treurspel binnen weinig jaaren ontrent dertigh maalen werdt gedrukt t ging hier naar de spreuk van Naso