Lijst

Compilatiecorpus Historisch Nederlands 1.0 (CHN): narratieve teksten 1575-2000: holland_1720_bidloo_1

<titel>
Voorberigt
</titel>
Bescheydene Lezers
Niet zonder verwondering beschouwd hebbende het Kabinet door Heer A v Halen gestigt voor de Afbeeldingen der voornaamste Nederlandsche Digteren uyt liefde tot de zelven en door zyn eygene hand Konstig geschilderdt wierd myn lang gedoofde Rym-lust ontvonkt met lust en yver omer een Lof-Digt over op te stellen en ik gaf zoo wel om den inhoud van t Kabinet als myne Aanmerking het Werk tot opschrift Panpoëticon Batavûm op dat dit woord zoo wel het zaakelyk als Persoonlyk zoude kunnen werden toegepast De oirsprong myner verkiezinge omer het Voorberigt niet mede te beswaren is te zien Blad 12 k zal hier enkelyk byvoegen dat Panpoëticon Batavûm in zyne eerste enge betekening wil aller of allen Hollanderen dog op dat misschien het zelve in de vertaling van de Tytel alleen niemand stoote als of ik dit zeyde zonder uytneming zy te weten dat ik het stelle als de meeste voornaamste in welke betekening het ook alzoo voorkomt in het woord Panthëon aller Goden want t is niet bedenklyk dat in deze Tempel zyn geweest de Beelden der 300 Helsche welke Virgilius zegt dat Dido opdaagde gelyk ook niet alle die van Deugden en Ondeugden Goed en Quaad in Menschelyke bedryven door de Heydenen vergoodt ook meen ik met het Woord Hollanderen niet alleenlyk die uyt de Seven-Vereenigde en de Tien andere Nederlanden maar ook zoodanige welke om hunne wetenschap in Geleerdheyd en voornamentlyk Poësy alhier tot Hoog-Leeraars en andere Ampten gevorderd Verhollanderd en zoo men zegt genatuuralizeerd zyn van welk een Land-aart zoo ik ze door den Heer V Halen vinde afgebeeldt Duytsers Fransen Italianen en wie meer de Leydsche of andere Nêerlandsche Academiën en Stedelyke Doorlugte Schoolen hebben gezien als onder veel anderen Salmasius de Scaligers Casaubonen Heynsius Vossius Lipsius &c Ja ik agt het gelyk dankbaarheyd en Lofwaardig en een geluk voor ons Vaderland dat zig Mannen van deugd en geleerdheyd uyt andere gewesten tot onze Burgerschap zynde erweeld ook gelykmatige Eer-bewyzing genieten met de Inboorelingen
k Had dan een Vaars gedigt tot roem van het voorschreven Kabinet voornemens het zelve enkelyk in geschrifte den Heer van Halen op te offeren dog wierd te rade zoo treffelyken Werk meer Weireldkundig te maken hoe wel niet zoo wyduytgestrekt als het althans voorkomt zynde het zelve dus aangegroeidt door de Rykheyd der Stof en van zelfs toevloeiënde Aanmerkingen op de Nederlandsche Poësye en Poëten Ten andere dat my dagelyks aangebragt wierden nieuwe Afbeeldingen eeniger brave Digteren van wien ik geen Naam en veel minder Werken kende en hun verdiensten my egter noopten hunner loffelyk te gedenken en aldus is het met myn Vaars gegaan als met de tegenwoordige Hervorming der Huysen in Amsterdam men wil op een en t zelfde Erv meer vertrekken ingestekene Kameren Zaalen Stallingen Koets-Huyzen enz en dat op den Ouden Grond-slag Zoo ben ik ook genoodzaakt geworden om aan de Digt-Lust wat verandering te laten plaatze te zoeken voor Saletten en zydel-Kamers ten dienste van nieuw gezelschap Alle het welke wel ten goeden gebruyke is dienende dog juyst niet de beste gestalte en geschiktste ordening aan dit Werk geeft
De bescheydene Lezer neme het dan is het niet naar den behoorlyken styl beschaafdheyd onzes Tyds en Agtbaarheyd der Perzoonen in hunnen Rang zoo het myn genegene drift ter Liefde der Poësyë in mynen hoogen Ouderdom door doofheyd en Eenzaam Leven tot een Eerlyke Afleydinge gediend heeft in de vergeefsche swaarmoedichheyd van twee zoo ongeneesbare qualen
Wat myn Digt-Styl belangd daar over moet ik des Lezers Oordeel afwachten verhopende het zyn zal met eenige beleefde toegevelykheyd voor myne Jaaren echter schynd het my best in het Schryven van gemeene berichten t zy Rym of Onrym tot voorbeelden en gelykenissen gemeenzame en al de Weireld bekende dingen eenvoudig op te brengen in Helden-Digten van hooger toon tot welk onderscheyd Horatius ons een onverleydelyke weg-wyzer is gelyk dat blykt tusschen den styl zyner Epigrammata Epoden Satyren en Brieven doch voornamentlyk de Arte Poëtica waarom ook ik zonder te dier tyd op Horatius gedacht te hebben wanneer hy zegt indien een Schilder aan een Menschen Hoofd een Paarden hals &c Zeg een Zeehaans-Kop op een Stekelbaarsje enz blykende dat myn gestel uyt Natuurlyke toevloeijng bevestigd word
Aangaande de Vertaling der Bastaard-Woorden de Eensvormigheyd der spelding de Accenten en wat meer van dat soort is daar van spreek ik by den Weg in myne Aanmerkingen en heb ik in de voortvarendheyd der Digt-Lust my daar op niet gelegdt slegts verlangende naar het Eyndel-Vaars weder gelyk Flaccus van den Digter Semper ad Exitum properat egter is de Gelykformigheyd in allerley Geschrift pryzenswaardig al was het ook slechts om den uyterlyken welstand gelyk een schoone lyst om een Spiegel of Schildery
Vaar Wel
Lamb Bidloo