Lijst

Compilatiecorpus Historisch Nederlands 1.0 (CHN): narratieve teksten 1575-2000: holland_1843_vankoestveld_1

<titel>
Schetsen uit de pastorij Mastland
I De schrijver op zijn studeervertrek
</titel>
O mijne kamer waarbij zal ik u vergelijken Gij zijt als het klein maar warm en gezellig nest dat de spreeuw zich onder de pannen maakt gelijk de nette woning die de zwaluw metselt in mijne schuur Daarom verdrijf ik ook als ik het eenigzins kan inschikken deze vreedzame diertjes niet terwijl ik zoo spoedig mogelijk de luidruchtige en roofzieke kraai doe verhuizen die in mijn schoorsteen een lorrekraam een magazijn van gestolen goederen heeft opgerigt
O mijne kamer wat heb ik u in vier jaren tijds lief gekregen Het is toch zoo genoegelijk te wonen onder eigen dak te zitten bij eigen haard een klein plekje te hebben op den ruimen aardbodem dat men geheel het zijne kan noemen Het is waar de pastorij is geen eigen huis en de bewoner kan niet zeggen evenals menig groote op zijn buitengoed 'zoo ver mijne oogen zien is alles mijn' Maar zij vereenigt juist de voordeelen van eene eigene en gehuurde woning Niemand kan ons daaruit verdrijven zoo lang wij ze noodig hebben alles is er voor ons ingerigt en toch ontvangen wij met nieuwejaar die lastige rekeningen der ambachtslieden niet waarvan weinig te lezen is dan eene slotsom die altijd tegenvalt
En dan mijne kamer hoe eenvoudig is ze en hoe geschikt en gemakkelijk zoo geheel en al mijn gebied De dienstmaagd wanneer zij met stoffer en blik of met dwijl en emmer den trap is opgeklommen blijft eerbiedig op den drempel stil staan en wacht tot ik zeg 'nu ja maar haastig' en dan haast zij zich ook meer dan overal elders omdat zij gevoelt dat zij hier niet te huis is Mijne lieve Cornelia zelfs tikt eerst op de deur eer zij binnentreedt en zij tikt zachtkens uit vrees dat zij mij eene gelukkige gedachte uit het hoofd en dus eene kleine wond in het humeur kloppen zal
Zie ik rond geen behanger heeft het wit der muren ontwijd Ze zijn met boekenkasten in plaats van met bont behangsel bekleed en vrij wordt er de spijker ingedreven waar ik jas of rok kaart of lias een pijp of een professor wil ophangen En die boekenkasten zij zijn schaars van nette banden maar vrij wel van degelijke boeken voorzien het zijn de oude bekenden van mijn akademietijd slechts bij toeval met een enkelen nieuwen aankomeling vermeerderd Het is niet noodig dat zij hunnen naam op den rug dragen gelijk in groote bibliotheken waar die namen naast elkander staan als zoo vele grafschriften hier rust sedert jaren NN na den dood zijner eerste vrienden al-hier bijgezet Neen mijne boeken leven voor mij en hebben hunne eigene plaats die ik in den blinde tasten kan zij zullen die behouden zoo lang ik mijne plaats behouden mag wij hebben elkander meer gesproken maar zij blijven mijne vraagbaak omdat hun geheugen beter is dan het mijne
De tafel waaraan mijn gemakkelijke armstoel gezet is is een kostbaar meubel Op eene verkooping zou zij weinig gelden maar hier is ze veel waard ze is van zwaar eikenhout en beeft of waggelt nooit ze is niet te hoog noch te laag nieuwe inktvlakken zijn er naauwelijks meer op te maken Hoe kan iets beter dan goed zijn
Als ik het lot van deze kamer herdenk hoe vele belangrijke en heilige schoon ook wel eens treurige herinneringen zijn daaraan verbonden Ik heb het groote bord in de kerk bestudeerd waarop de namen mijner voorgangers staan de mijne nog niet want de verwer wacht tot ik vertrokken of overleden ben dan gaat het met eene moeite door om er ook dit bij te zetten - ik heb daarbij als een geleerden Commentaar de berigten en overleveringen der grijze dorpsbewoners gehoord en nu stel ik mij voor hoe hier onopgemerkt op het groote wereldtooneel vele geslachten elkander hebben opgevolgd Hier schreef kort na het bouwen der pastorij de geleerde maar schroomvallige Adisius zijne omzigtig gestelde leerredenen waaruit toch hoogwijze ouderlingen door een ijveraar onder de ringbroeders ondersteund de Arminiaansche dwalingen wisten op te delven hier waakte hij nachten door op zijne memorie van verdediging tot hij eindelijk wegkwijnde van arbeid en hartzeer alleen door de eenvoudigen en armen betreurd Hier schreef zijn opvolger een hevig Contra-Remonstrant geleerde schriftverklaringen die niemand zijner toehoorders regt begreep maar die toch de gemeente stichtten omdat de vocalen derzelve ze prezen Hier zat eene halve eeuw later vader Bolhemius en beefde van verontwaardiging terwijl hij den Sabbath tegen de Coccejanen handhaafde en scherpe woorden bedacht voor zijne krachtige toepassing Maar hier ook stelde de vrome en gemoedelijke Riporius zijne Christelijke leerredenen waarvan nog de grijsaards met aandoening spreken wanneer zij de verhalen hunner moeders weer oververhalen en zich den tijd verbeelden toen ze nog kinderen waren In later tijden zag deze tafel er weder geheel anders uit in de plaats van de zware folianten en kwartijnen die de kracht van het eikenhout op de proef stelden lag een bonte hoop couranten blaauwboekjes en nieuwere wijsgeeren en de vlugge Noltens die met den latijnschen uitgang van zijnen naam ook op eens alles wat hij oude vooroordeelen waande wilde afleggen spitste zijn vernuft om eene bijbelplaats te vinden voor zijne leerrede over de regten van den mensch En nu na de vele lotwisselingen die deze kamer ondergaan heeft zit ik hier tot ook mijn naam op het bord komt en al mijn nadenken en schrijven en spreken mijne herderlijke zorg en mijne jeugdige dwalingen besloten zijn in het streepje tasschen de woorden
bevestigd Mei 1838 - vertrokken of overleden
Ondertusschen is het mij als of het vroeger gedachte en gesprokene op deze kamer mij hier nog omgeeft en in mijne ooren ruischt als de toonen eener windharp nu aandoenlijk weemoedig dan waarschuwend dreigend en dan weder opbeurend vertroostend en mijne eigene herinnering wordt nergens meer dan hier opgewekt hier waar reeds zoo vele denkbeelden droef en blijde wijs en dwaas mij zijn door het hoofd gegaan en duizenden bladzijden en millioenen letters schrift mij uit de pen gevloeid En onder al het menschelijke door dat de herinneringen van vroeger jaren zoo wel als de mijne ontsiert zweeft de geest van het Evangelie als de beschermende engel der menschheid door dit eenvoudig studeervertrek vanwaar deszelfs verkondiging sedert jaar en eeuw uitgaat
Het is maandag morgen Waarlijk dit mag voor ons wel een rust- en feestdag zijn met oneindig meer regt dan voor den luijen en dorstigen schoenmakersgezel De zondag de rustdag van anderen hoe heilig en dierbaar hij ons ook is is ons een ware werkdag Aan den avond daarvan zet ik mij eerst rustig neder bij vrouw en kinderen des nachts slaap ik zonder zorg of haast en des morgens sta ik op geheel wanneer het mij goeddunkt in het zalig gevoel dat geene inspanning mij roept
Ik heb mij daarom ook tot eene vaste wet gesteld om den maandag morgen geheel aan mij zelven en van alle gezette bezigheid vrij te houden Ik kleed mij dan los en gemakkelijk en ga liefst niet uit ik ben overal en nergens maak veel plannen deel mijne orders regts en links uit en doe weinig Zoo werd ik ook heden daar ik gisteren met genoegen mijn werk had verrigt regt verkwikt en opgeruimd wakker in het volle gevoel van mijn gemak lag ik nog een half uurtje door de bedgordijnen te kijken en verlustigde mij in de bedrijvigheid mijner vrouw wier rustdag reeds voorbij was Zoo was ik waarlijk weder ingedommeld in die zoete bedwelming waarin men de rust van den slapende reeds geniet en toch nog het bewustzijn van den wakende niet geheel heeft verloren toen ik de bekende stem hoorde 'Kom Willem t is nu toch tijd het ontbijt wacht u al lang'
Na het ontbijt begaf ik mij naar mijne broeijerij dat is naar een paar oude ramen die na drie jaren ampele deliberatie door het kerkbestuur uit den voorgevel der pastorij zijn genomen en na nog drie maandelijksche vergaderingen met oude planken tot een broeibak vertimmerd Ik ligtte het eene raam op en verheugde mij in het vooruitzigt om binnen veertien dagen de eerste salade te eten het andere raam ook - en ach de mol was nog niet gevangen hij was wel weder door het geheele vakje gewandeld waar hij den oogst eener maand in éénen nacht met zijnen rug opligtte en omver wierp maar juist door de klem had hij zijn weg niet genomen Ik begaf mij in huis om mijne vrouw dit treurig nieuws mede te deelen en na rijp beraad wat hieraan te doen klom ik den zoldertrap op om inspectie over mijne appelen te houden het schijnt alsof zij zich schamen dat zij er nog durven wezen nu de voorjaarszon zoo vriendelijk schijnt zoo haasten zij zich om te rotten - Daarop ben ik in den kelder geweest om een kinnetje bier te doen opsteken en heb al de kamers van mijn huis doorgewandeld uitgenomen de logeerkamer die het heiligdom van mijne Cornelia is en nu zit ik hier en vermaak pennen en zet boeken weg en begin een brief dien ik niet afmaak en beschouw ondertusschen door mijn venster de takken der vruchtboomen waarvan de smeltende sneeuw afdruipt als tranen van afscheid die de winter weent
Daar hoor ik een omzigtig kloppen op de kamerdeur maar omdat het maandag morgen is wordt die zonder het antwoord af te wachten reeds open gedaan Het is mijne Keetje met de lieve kleine Mina op den arm Juist heb ik eene geslotene lade van de tafel open gemaakt en er een bundel papieren verschillend van formaat en dagteekening uitgenomen waarop ik met iets ernstigs en toch ook twijfelachtigs en spottends op het gelaat zit te turen
'Wat zijt gij ijverig Willem en dat op maandag morgen'
'Dat kan ik nog niet vinden Keetje'
'Wel papieren vóór u pennen vermaakt en een zoo diepdenkend politiek gezigt alsof gij een staatsstuk moest opstellen want voor een preek ziet gij niet ernstig en voor een brief niet knorrig genoeg - Maar wacht laat ik maar heengaan de geheime lade is open'
'En als ik nu juist eens gestemd was om u iets uit die geheime lade te laten zien ze is u toch altijd een doorn in het oog'
'Dan zou ik een oogenblikje gaan zitten doch niet lang want het is maandag morgen Maar weet gij wel dat de mol en de geheime lade u zoo afgetrokken maken dat gij Mina nog niet eens hebt gekust en het kind strekt de armpjes nog wel zoo lief naar u uit'
Mijne vrouw had gelijk Het ontwaken van een nieuwen hartstogt in mijn eenvoudig en geregeld leven had mij wat afgetrokken gemaakt 'Hoe moet het' dacht ik 'dan wel met de kinderen van groote geleerden en eerzuchtige staatslieden gaan' En ik nam met eenige schaamte de kleine Mina op mijne knie en zag het rustig aan dat zij de net beschreven bladen lagchend in hare kleine vuistjes frommelde - misschien zou het publiek ze niet veel verstandiger of eerbiediger behandelen
'Nu Willem nu zit gij daar weer te mijmeren als een philosooph en ik verkwist geduldig mijn kostbaren tijd om uwe gewigtige geheimen te hooren'
'Welaan dan ik wil t u kort weg zeggen ik wil een boek uitgeven'
'Aha nu vergeef ik het u dat gij wat afgetrokken zijt Schrijvers en schakers zijn drooge echtgenooten En wat zal het wezen preken zeker'
'En wat zou het publiek met mijne preken doen Preken Keetje worden alleen gekocht of om den naam of om de gelegenheid of om de denkwijs Om den naam koopen ze velen die ze niet lezen om de gelegenheid betrekkingen menschenvrienden en nieuwsgierigen en om de denkwijs ultra-orthodoxen en alle andere ultras Nu heb ik geen naam een uur van Mastland af mijne kerk of pastorij is gelukkig nog niet afgebrand en ik draag geen vlag in onze vaderlandsche kerk en hoe beter mijne preken nu op hare plaats staan voor de gemeente van Mastland des te armzaliger figuur maken zij in het voorhuis van een uitgever want hij zou zoodra hij den titel van het handschrift zag ze niet eens in de binnenkamer medenemen Kom ik er mede in de stad ik kost den man nog maar hersenbreken hoe hij mij spoedig en voor goed zal afschepen zonder mij grof te beleedigen'
'Gij redeneert als een boek Maar zeg mij -eens wat hebt gij anders als preken - Maar wat kort Willem ik boor beneden Bram schreeuwen'
'Om het kort te doen zal ik u dan eenvoudig mijn plan voorlezen zoo als ik het heb vdopgeteekend voor Altorf die het aan een boekverkooper van zijne kennis zou laten zien
'De stand dien ik het mij eene eer reken te bekleeden is zeker een der gewigtigste in de maatschappij De dorpsleeraar hoe weinig meestal buitenaf bekend kan juist door zijne stille ongestoorde aanhoudende werkzaamheid een grooten en duurzamen invloed uitoefenen op een groot deel der bevolking en wel op dat gedeelte dat de hechtste steun is van ware welvaart nationaliteit en zedelijkheid Ondertusschen is juist onze stand en werkkring bij het beschaafd en lezend publiek weinig bekend De landman heeft bij dit publiek geene stem men kent hem niet regt hij spreekt weinig in steedsche kringen en schrijft voor de pers niet Zou daarom eene eenvoudige voorstelling maar eene voorstelling naar het leven van de dorpspastorij en haren bewoner niet voor velen juist door deze onbekendheid eene aangename lektuur opleveren Zou de lezer daardoor zijne menschenkennis niet kunnen uitbreiden en de kracht leeren kennen eener godsdienst die het meest in de stilte werkzaam is Zou menig ouder dus doende niet beter weten waarvoor hij zijn zoontje bestemde wat daartoe in hetzelve wordt vereischt menig jongeling wat stand hij gekozen heeft
' Voor zooveel ik onder stedelingen heb omgegaan heb ik zelden onzen stand op zijne juiste waarde hooren schatten En dit is niet onnatuurlijk Eer geld en gemak zijn op het groote tooneel der wereld de idealen waarop de rusteloos bedrijvige tooneelspeler het oog heeft De eer komt in de eerste plaats bij het oordeel over ons in aanmerking Men prijst een jeugdig predikant als jong mensch die ambitie heeft die verder komen wil en daarnaar zijn werk inrigt dit meent men moet het doel wezen van al zijnen arbeid en gelukt hem dit niet dan is hij te beklagen als een stumper die het niet verder brengen kan of een knap mensch van wien t jammer is dat hij geene promotie maakt Maar was dit het hoofddoel van onzen stand hoe gevaarlijk ware het dan zich te wagen in eene loterij waarin zooveel nieten zijn Immers de meesten onzer blijven bij plattelands gemeenten en slijten daar hunne dagen en hun licht schijnt er flaauw of helder zonder van verre gezien te worden