Lijst

Compilatiecorpus Historisch Nederlands 1.0 (CHN): narratieve teksten 1575-2000: holland_1908_heijermans_1

<titel>
I Impressies
Een nacht in het 'städtischer Obdach'
</titel>
'k Zal Berlijn leeren kennen' nam k me na een paar maanden tàsten voor
En k heb nièt uit ziekelijke nieuwsgierigheid nièt om n 'interessant avontuur' mee te maken noch om andere overwegingen n nacht dien k niet zal vergeten die me nu nog terwijl k schrijf n benauwde droom lijkt doorgebracht
Bij het volkomen eerlijk sober gehouden verhaal der lange uren een verhaal dat enkele stuitende bijzonderheden voorbijgaat derhalve de werkelijkheid verzacht zou k willen verzoeken aan den persoon van den verteller niet meer aandacht te schenken dan het geval waard is
De auteur die zich 'vermomt' om toestanden van dichtbij waar te nemen blijve bijzaak niet zijn gewichtige lotgevalletjes nòch zijn quasi-ellende mag het doel van n publicatie zijn - hoofdzaak is het onderwerp
I
Dadelijk na het bal van den 'Verein Berliner Presse' - van boven en beneden is het leven hier vol opmerkelijke dingen - heb k n baardje laten staan om r als 'onbehuisde' uit te zien
Donderdag 30 Januari is onze smid n handje komen helpen
k Wou r als werkelooze heen
Je aanmeldend in eigen 'qualiteit' zou je weinig kans hebben òngeschminkte menschen en toestanden waar te nemen
Binnen het kwartier zag k r als n bandiet uit
De baard van een week met asch en roet aangezet smerige striemen naast neus en onder de oogen maakten met de havelooze pet t gelaat onherkenbaar
n Warme trui n smidsjas n broek vol roest en vuil n paar bemodderde schoenen n blauwe chemisette n duimstok en n roode zakdoek kompleteerden de uitrusting
n Beurs dorst k niet meenemen ook niet te veel sigaren omdat de kans van 'visitatie' - na de 'opstandjes' in het Obdach waarover de bladen bericht hadden niet buitengesloten was
Op die manier toegetakeld n bekauwde sigaar in den mond ben k de Hintertreppe afgeslopen den portier voorbij die met oogen van diepste wantrouwen loerde
n Meneer die r savonds half acht zóó vandoor gaat is n tikje verdacht
Buiten was t de eerste oogenblikken vreemd en beklemmend
Je denkt dat iedereen je nakijkt dat de menschen stilstaan om je als verloopen schooier in n tijd van moord en inbraak ns lekker op te nemen - je durft n politieagent haast niet voorbij - maar dan als je merkt dat ze t niet 'ongewoon' vinden worden je bewegingen makkelijker
Op de tram ben k voorop gaan staan heb mn tien Pfennig betaald en op den hoek van de Barbarossastrasse ontmoette k den gezel die op den tocht mijn lotgenoot zijn zou omdat n vreemdeling zich nog niet heelemaal alleen in n avontuur vertrouwt
Ze zouen je aan je accent herkennen
Welnu mijn vriend zag er voortreffelijk als 'gelegenheidsarbeider' uit n bruin verschoten pak aan de broekranden afgetrapt n gelaat met vuile vegen en n oude als n buil tezaam geklapte parapluie die nog genoeg ergernis wekken zou
Samen namen we opnieuw de tram en zachtjes babbelend afsprekend hoe we zouden doen reden we door t verlichte drukke Berlijn het Berlijn van t theater-uur als Droschken en autos snorren als ieder gehaast schijnt en de electrische ballons bal naast bal onrustigen gloed naar de wolken stuwen
De Nollendorf-Platz met t 'Neues Schauspielhaus' leek n feest van wit en geel en goud en transparantgroen licht - de rijtuigen maakten er queue - door de breede deuren zag je vroolijk gedrang van dames en heeren in de ruime sierlijke hal
Dan boog de tram n hoek om versnelde r vaart
De lantaarns stormden op je toe vermoeiende tuimel van vlammen en schaduwen als van schietende vleermuizen
De winkels met r étalages en lampen groeiden tot stuivende woelende rosse vonken-spettende banen - en als je in de wind-zuiging je oogen sloot was je alweer op n plein schitterden de gevels de vensters de huis-wanden in machtige lichte-fonteinen
Toen reden we langs t keizerlijk slot met zijn décoratieven schijn van gouden ballen achter t droomen der vensters en weer andere drukke lange straten schoven voorbij
Maar langzamerhand werd de levendigheid minder
t Licht eerst brusk hartstochtelijk scheen te verslappen
We gingen de buitenwijken in waar de zeldzame lantaarns als in bogen de schemering doorschimden waar je geen Droschke meer ontmoette waar de menschen niet uit de huizen leken te komen
t Was n lange rit geweest bijna n uur de kou was vinnig
'Hier is t' zei de wagenvoerder die beloofd had te waarschuwen
We stapten uit
Op den hoek der Fröbelstrasse stond n vierkante lantaarn
STÄDT OBDACH
Er liep n smoordronken mannetje voor ons te waggelen
Die gaat r ook naar toe zeiden we tegelijk
In de donkere straat met de vele kleine roode vensters van andere stedelijke gestichten was t gehakkel der twee onvaste voeten t eenig geluid de eenige ontrusting terwijl t nog niet half negen geslagen kon hebben
Zwijgend stapten we verder kwamen n tweeden dronken kerel tegen die van de stoepranden naar de muren zwaaide
'Die zal geweigerd worden' meende mijn kameraad
'Natuurlijk' zei k - aan toevluchtsoorden denkend die k vroeger had gezien
En we waren r
Door n breede poort n binnenplaats over kwamen we voor de gesloten glazen deur van de 'Mannen-afdeeling'
n Kleine bochel met listige oogjes en n vervallen oud mannetje met vergroeide bakkebaarden stonden ongeduldig de ruiten te bekloppen
'Is hier t Obdach' vroeg k om wat te zeggen
Ze antwoordden niet eens zoo zonderling als de vraag klonk
'Doen ze niet open' probeerde k opnieuw
'Dat merk je toch' snauwde de ouwe
'Misschien zal je an de deurknop moeten drááien' zei k de hand aan den knop
'Doe niet zoo bezopen-eigenwijs Dat weet ik beter' viel de ouwe driftig uit
De dronken man van buiten was ook in het portaal geschommeld hield zich stram tegen den muur en n magere baardige bedelaar stapte de binnenplaats over
Grommend pruttelend keken ze door de ruiten de verlichte gang in
'Kom jij werk zoeken' vroeg t bultje
'Nee slapen'
'Zoo'
'Mot je papieren laten kijken' vroegen wij op onze beurt blij dat we ons konden orienteeren
Nog voor-ie antwoord gaf opende n opzichter de deuren
En met de anderen mee liepen we naar t 'Versammlungslokal'
II
De gang was aangenaam warm maar in het 'Versammlungslokal' sloeg de bedorven erger dan rottende lucht je tegen
De verwarmingsbuizen achter de zitbanken heet-gestookt doorgloeiden de betrekkelijk-kleine zaal die door één enkel gloeikousje zwakjes belicht werd
Zóo bij je binnenkomen dacht je als in verweer 'hier hou k t niet uit' Er waren over de honderd wachtenden kerels die op de banken zaten te slapen ellende-lichamen sullig voorovergehurkt mannen die n homp brood bekauwden wezenloos-starende dronkaards
De grond was met papieren en rommel besmeurd - overal waren natte gaten waar ze gespuwd hadden
Dat met de lichamen samen gaf n kwellenden weemakenden stank dien je niet trachtte in te slikken dien je niet in je longen je maag wou - en dan spuwde je dadelijk zelf - tot je r an begon te wennen
Nog voor je rondkeek zag je de zoldering af of r niet geventileerd kon worden maar de kettingen van de ventilatoren hingen buiten t bereik
Het was afschuwelijk - dat bad van vooze broeiende rottende je tong verdorrende lucht t Maakte je in t begin zonderling-hulpeloos en laf - vooral laf - de lafheid die je ingeeft t is n probeersel - je kan terug
Gelukkig zagen we toen iemand stiekum rooken - het was verboden - we hàdden n eindje - we rookten mee
De zaal was voller geworden
Elke minuut ontsloot de oppasser de deur liet nieuw-aangekomenen binnen ouwe bezoekers die kennissen groetten n plaatsje op de banken zochten
Er zat van alles
Wat heeft zoo één stad n verworpenen n reddeloos-naar-onder-gezakten n gedegenereerden haat t in je op als je van lichaam naar lichaam van gelaat naar gelaat kijkt
Opgedrongen bij de gesloten deur stonden jongere kerels vrij goed gekleed werkeloozen - zonder vast thuis
Maar op de banken dicht tegen de heetwaterbuizen an schouder aan schouder knie aan knie rustten de makkers-van het-verval menschen met verweerde grauwe gezichten vervuilde baarden beloopen oogen - sommigen met wonden de meesten zat en lodderig van drank - allen in de verstikkende walmende benauwenis der zaal - met n stompzinnig aanvaarden van wat niet meer af te schudden was
Een van de bank gesmakt lag op den bekwijlden vloer te ronken t hoofd in den greep van zn armen
Een de elbogen op de knieën zwaar voorover geknot den mond kwaadaardig verknepen starde met de angstige wildheid van iemand zonder houvast - in tergend visioen
Een brokte suffig n snee brood bij elken hap n slok jenever uit n fleschje gulzigend
Een t verwilderd hoofd achterover gekwakt snurkte met wijd-open strot
Een vaalbleek gezwollen hoofd van n zieke of n pas uit de gevangenis ontslagene belurkte n stompje sigaar dat zn lippen bruin had gesausd
Een forsche kerel met blonden snor keek weg-van-alles voor zich uit - zn oogenwit was bloedbeloopen als bij n opgejaagd dier
Naast m n grijsaard schraal ventje met witte haarstoppels in de ooren witte haarstoppels in de neusgaten witte haarstoppels op kin en wangen
In zn knokelige handen blauwdooraerd hield-ie n vettigen kluif in n stuk ouwe krant gerold om te bewaren
Zoo was t kop naast kop telkens weer en telkens ànders n uitstalling van ellende dofheid ellende bruutheid ellende misdaad
De lente met r zingende bloemknoppen r voorjaars-sidderingen - en dat dàt - de onderste afgestorven laag van n weelde-stad
Tegen de drinkgelegenheid met r aan kettingen vastlig-gende kroezen leunde n breedgeschouderde mijnwerker met de mijnwerkerspet diep in de norsch-zwarte oogen
Zn wenkbrauwen waren met zn stuggen baard vergroeid Zn pupillen hadden t onbeweeglijk-glitterende dat zielszieken en dronkaards plegen te hebben
'Ben je zonder werk' vroeg k in behoefte n praatje te maken
Hij keek den verloopen smid nijdig aan haalde nijdiger de schouders op stompte met iets zwaars op den grond
Hij had een houten been
m Voorzichtig polsend hoorde je van n ongeluk voor jaren van zn gewurm om aan eten te komen
Drong je aan om meer te weten dan werd-ie kwaadaardig
'Is schon genug' Wat mot jij van me Laat me met rust Laat me met rust'
En grommend ging-ie n end verder leunen
Op den hoek van n bank netjes geschoren netjes gekleed met n staand boord en n fatsoenlijke das soezelde n heertje van n jaar of dertig
Als zn oogen niet vreemdelijk flets en waterig waren geweest en zn gestadige lach niet onnoozel zou je m voor n welvarend baasje versleten hebben
'Du Du Du Du Katzenkopf' lalde-ie onwezenlijk ons beiden wenkend
Vroeg je m wat dan zei-ie met n idioten lach dat-ie koopman was
Meer kreeg je ook niet uit m - en toen mn vrind even op zìjn plaats uitrustte protesteerde-ie heelemaal niet Integendeel Vertrouwelijk ging-ie op de knie van mijn lotgenoot zitten om t gesprek voort te zetten
En daartegen hadden wij bezwaar Dat werd tè innig
De hitte in t lokaal de gruwelijke pijnigende stank werden met de minuut ondragelijker We waren er nu met minstens twee- driehonderd
Om half negen hadden ze ons in de wachtkamer gelaten - naar raming waren we r n vol uur
Sommige dakloozen liepen kreunend als wilde beesten in n kooi op en neer - anderen stonden in hoopjes lieten mekaar uit flesschen met gemeenen bruinen drank drinken lachten schreeuwden zongen
Dat zingen van melankolieke volkswijsjes die je niet verstond waarin enkele woorden drenserig opklonken 'goldene Blümmlein himmlische Ruh' - dat in die verstikkende rotte atmosfeer maakte je schuw en stil
Dan was r n relletje
Een had n klap gemept - een trok zn mes
Dat gaf n opstootje n gedrang n gesus n gelach n gepraat waarbij alleen de mijnwerker met t eene been onbewogen bleef
Wat n gezelschap
r Liepen afgetakelde jonge menschen op-zn-zomersch gekleed met wandelstok sigaret en ergens bij n opkooper opgeduikelden smoking vol vlekken en rafels
Er gingen bandieten en schooiers bedelaars en hongerlijers die n brok brood aan n ander vroegen
En over die allen schimde t ééne flauwe gloeikousje de gelaten in schemer latend den sigarenwalm traag zuigend
Toen kwam r n paar maal n zwakke opluchting
Aan de deur werden degeen die 'ouder dan zestig' waren opgeroepen Hoogstens zes zeven drongen door de bende wachtenden Toen werd geroepen 'Over de vijftig' en weer zakten n paar af
Ongeduldig doodelijk-afgemat door den stank en de warmte klitten de meesten bij de deur
In de hoeken zongen ze nog schor droefgeestig
Maar de stemming was een wrokkende geworden
Ze wouen r uit En ze hadden gelijk Je longen deeën pijn je borst voelde als bij n laaiend vuur zoo dor
Om beurten dronken ze water drentelden drongen
Een jonge man met bleek gezicht scheen t niet langer te kunnen harden
Bijna anderhalf uur hadden we in die waarlijke hel gewacht De deur had-ie opengesmeten - de oppassers schoten toe - even werd t n geklauw van woeste stemmen
'Laat de deur open' riep de bleeke heesch 'r is hier geen lucht geen lucht - we stikken'
'Nee' zei de opzichter nijdig 'je blijft tot k waarschouw - en anders r héélemaal uit'
Van achter drongen ze met geweld naar de gang
Toen namen de opzichters dreigende houdingen aan en n ouwe politieagent kwam r op af
De voorsten weken De deur dreunde toe sloot ons opnieuw in de ruimte waar je ziek werd
n Poos was r n ingehouden verstoordheid - dan begonnen ze weer te zingen hoorde je t telkens heen-stervend 'himmlische Ruh himmlische Ruh'
III
r Lagen r nòg twee op den grond te ronken toen we eindelijk met zn allen tegelijk in de gang werden gelaten
t Was over tienen
De ouwe krasse agent kommandeerde ons stil te blijven staan drie aan drie naast mekander
En dadelijk had je iets
De netjes-gekleede half-onnoozele 'koopman' die wat op zn kerfstok scheen te hebben werd door n opzichter bij n arm genomen en buiten t gebouw gezet
k Had meelij met den stakker die onder den blooten hemel zou moeten blijven keek t geval na
Dadelijk werd k tot de orde geroepen
'Met zn drieën in de rij stil staan' zei de terugkeerende oppasser me bij den schouder duwend
Gehoorzaam trok de verloopen smid zn buikje terug
De politieagent riep 'Ruhe Ruhe' - en met n toon die geen tegenspraak duldde ging-ie ieder die wat te beweren had vinnig te lijf Als je dan zeggen dorst 'Aber Herr Wachtmeister er meint es ja so böse nicht' keek-ie je vernietigend aan drong je met zn spot in n hoek
'Wie vraagt jouw meening hè Kan ik t niet alleen af Hou je mond Ruhe Jij ziet r te zwak uit om je mond open te doen'
En dan dorst je waarachtig niet meer
Je moest in je rol van bedelaar-om-nachtverblijf volharden
'Nou hebben jullie me goed te verstaan' riep de hoofdopzichter 'langzaam in de gang oploopen drie aan drie - ieder n deken nemen van den hoop - en als r geen brits meer vrij is kruip je tusschen de anderen in'
Heel duidelijk was t niet - in minder dan geen tijd zou t duidelijk worden
Aan t einde der gang moesten we nog eens stil staan tot die vóor ons gemarcheerd hadden opgeborgen waren
'Jullie naar 29' nijdigde de opzichter bij de dekens
We grepen r een van den stapel n dun dekentje dat n lucht had om onpasselijk van te worden - k overdrijf niet k vertel zonder meer - en sjokten achter den wegwijzer aan n aantal benummerde deuren langs tot we in n ruime door twee gloeikousjes verlichte zaal kwamen
Dat was No 29
Gehaast liepen mn lotgenoot en ik langs de britsen n plekje voor den nacht zoekend en wéér ademden we den zoet-muffen ellendigen stank
Maar al de zeventig britsen in de zaal waren niet alleen bezet bezet door vroeger gekomen dakloozen er tusschen waren óók reeds verscheiden in hun deken gerold
Met wildvreemden samen op n brits te slapen - lichaam aan lichaam - met zn drieën telkens op twéé britsen die de breedte van één man hadden zoover ging je niet
Dat zou je nog vinniger gestuit hebben als je n werkelooze was geweest
t Leek tegen de eenvoudigste begrippen van moraliteit en zindelijkheid in
Met nog eenigen zoo onfortuinlijk als wij drentelden we de achtergang in waar ze óók alle britsen bezet hielden waar n paar stumpers op den geasfalteerden grond snurkten - en vastbesloten den nacht in het Asyl door te brengen stapten we de zaal wéer door om den oppasser n plekje te vragen
Hij stond ons in t geheel niet te woord had t al met andere klagenden aan den stok
'Entweder in 29 geblieben - oder heraus heraus' zei-ie giftig
'r Is niet één brits open' klaagde k
'Hoepel maar op als t je niet bevalt' zei-ie nog eens
Toen zochten we Zaal 29 opnieuw af - en n dozijn andere zalen alle met zeventig britsen we waren daar dien nacht met ruim tweeduizend mannen - en omdat we overal overal in de zalen tusschen de rijen britsen in en in de achtergang menschen op den steenen grond zagen liggen of bereid zich daar neder te leggen en omdat r voortdurend zwervers bij kwamen kozen we n plekje in de gang op het asfalt tegen de deur van Zaal 29 aan
De dunne dekens met de penetrante lucht van bedorven olie en bedorven visch leien we op den rijkelijk bespuwden en bevuilden grond - en mekaar aankijkend glimlachten we niet want als we dakloozen geweest waren zouden we ons in dit 'thuis' hondsch-miserabel hebben gevoeld
Het was over tienen